De spiraalplaatsing

Het inbrengen van het spiraaltje is eenvoudig en gaat vrij snel. Het spiraaltje wordt meestal tijdens of vlak na de menstruatie ingebracht om er zeker van te zijn dat je niet zwanger bent en omdat het plaatsen iets gemakkelijker gaat.

De daadwerkelijke plaatsing duurt ongeveer 5 minuten. De arts of verloskundige zal je tijdens dit proces begeleiden.

Na het plaatsnemen op de onderzoekstafel wordt met handmatig inwendig onderzoek of via een vaginale echo de ligging van de baarmoeder gecontroleerd. Vervolgens wordt een speculum (eendenbek) in de vagina ingebracht om de baarmoedermond goed te kunnen zien.
Om te weten of de baarmoeder geschikt is voor het spiraaltje wordt met een sonde (dun staafje) de lengte van de baarmoeder opgemeten. De arts/verloskundige schuift daarna via de inbrenghuls de spiraal in de baarmoeder. Tot slot worden de draadjes op de juiste lengte afgeknipt.

De plaatsing zelf kan een onaangenaam gevoel teweegbrengen dat voor sommigen zelfs als pijnlijk kan worden ervaren. Je kunt op de avond voor de plaatsing twee Aleve Feminax 275 of een Ibuprofen 400 innemen en een uur voor de plaatsing opnieuw dezelfde dosis. Indien nodig neem je daarna gedurende een paar dagen 3 x daags een tablet Aleve Feminax of Ibuprofen. Dit helpt de baarmoeder en de spieren in de omgeving daarvan ontspannen, waardoor het plaatsen van het spiraaltje en eventuele krampen erna als minder pijnlijk ervaren worden. Na de plaatsing is het verstandig om even rust te nemen.
Bij degenen die een of meerdere bevallingen achter de rug hebben, zal de plaatsing in de meeste gevallen soepel verlopen omdat de baarmoedermond wat flexibeler is.

Het is normaal dat na een spiraalplaatsing buikkrampen of een zeurend gevoel in de onderbuik ontstaat. Mogelijk treedt er ook onregelmatig bloedverlies op omdat het lichaam moet wennen aan het spiraaltje. Binnen 3 tot 6 maanden gaat dit voorbij en is het lichaam gewend aan het spiraaltje.